In een arrest van maart 2023 oordeelde het Grondwet–telijk Hof dat het feit dat bepaalde analfabeten worden uitgesloten van de Belgische nationaliteit discriminerend is. Daarmee wordt een wetswijziging opgelegd waar Myria en andere actoren al lang om vragen.
Om de Belgische nationaliteit te verwerven via een verklaring na vijf jaar wettelijk verblijf, moet er in principe aan drie andere voorwaarden worden voldaan: maatschappelijke integratie, economische participatie en kennis van een landstaal. Het Wetboek van de Belgische nationaliteit vereist dat de betrokken personen kennis van het Nederlands, het Frans of het Duits kunnen aantonen die gelijk is aan het A2-niveau van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen (ERK), ongeacht hun woonplaats. Voor dat niveau is zowel mondelinge als schriftelijke taalkennis vereist. Het ERK geeft als voorbeelden: “specifieke voorspelbare informatie vinden in eenvoudige, alledaagse teksten zoals advertenties, folders, menu’s en dienstregelingen”, of “korte, eenvoudige notities en boodschappen opschrijven” of (…) “een zeer eenvoudige persoonlijke brief schrijven, bijvoorbeeld om iemand voor iets te bedanken”. Deze wettelijke vereiste sluit personen uit die, hoewel ze perfect geïntegreerd zijn en zich mondeling correct uitdrukken, niet in staat zijn om de schriftelijke vaardigheden onder de knie te krijgen. De toegang van deze personen tot de nationaliteit werd geblokkeerd tot de pensioengerechtigde leeftijd, tenzij ze konden bewijzen dat zij ofwel vijf jaar onafgebroken hadden gewerkt (wat als bewijs geldt voor kennis van de taal), of dat ze arbeidsongeschikt waren als gevolg van een handicap of invaliditeit.


Het Grondwettelijk Hof herinnert eraan dat discriminatie niet alleen gaat over het verschillend behandelen van personen in dezelfde of vergelijkbare situaties. Het betekent ook: mensen in verschillende situaties op identieke wijze behandelen, zonder redelijke verantwoording. Het Grondwettelijk Hof stelt vast dat het WBN twee verschillende groepen identiek behandelt: mensen die niet kunnen lezen en schrijven, en geletterde mensen.

Voor het Hof is het redelijk om in het algemeen een minimumniveau van taalkennis te vereisen, inclusief schriftelijke vaardigheden op niveau A2 van het ERK. Een belangrijke kanttekening evenwel is dat het ERK ontworpen is voor geletterde mensen en geen rekening houdt met mensen die niet kunnen lezen of schrijven. Sommige analfabeten slagen er na alfabetiseringscursussen goed in om klassieke taallessen te volgen en zowel mondeling als schriftelijk het A2-niveau te bereiken. Het Hof stelt evenwel vast dat analfabetisme als gevolg van onvoldoende taalontwikkeling tijdens de jeugd kan leiden tot een achterstand die op latere leeftijd heel moeilijk, zo niet onmogelijk, kan worden ingehaald. Volgens de toelichtingen bij de opleidingsprofielen van de Vlaamse Gemeenschap bereiken sommige analfabete leerlingen op mondeling vlak hoogstens een A2-niveau en qua schriftelijke vaardigheden hoogstens een A1-niveau. Anderen zullen nooit leren lezen en schrijven, maar alleen compensatiestrategieën verwerven, zoals het inprenten van een beperkte set woordbeelden. Bij deze profielen van analfabeten zegt het taalniveau niets over hun inspanningen om de taal te leren. Het is aangetoond dat als analfabeten in deze gevallen wel mondelinge taalvaardigheden op A2-niveau bezitten, maar geen schriftelijke, dat niet wijst op onwil om zich te integreren. De oorzaak ligt bij tekortkomingen in hun traject, die te wijten zijn aan het gebrek aan bepaalde taalkundige basiscompetenties en -inzichten. In deze gevallen is de vereiste van schriftelijke vaardigheden op een niveau A2 van het ERK simpelweg een onmogelijke opdracht. Door dezelfde vereiste aan twee verschillende groepen op te leggen, discrimineert het WBN al wie niet in staat is eraan te 
voldoen – waarbij vrouwen wellicht in de meerderheid zijn.

Voor het Hof is deze lacune in de wet die niet met deze gevallen rekening houdt discriminerend. Daarom moet het Wetboek van de Belgische nationaliteit worden aangepast zodat vreemdelingen met een mondelinge taalkennis van A2-niveau kunnen aantonen dat hun analfabetisme hen verhindert om schriftelijke vaardigheden van A2-niveau te verwerven, ook na het volgen van de bestaande opleidingen. In afwachting van een wijziging van het WBN moeten de rechters die aan het Hof een vraag hebben gesteld onderzoeken of de betrokken vreemdelingen al dan niet het schriftelijke A2-niveau kunnen bereiken, en daarvoor zo nodig een beroep doen op deskundigen.

Myria pleit voor een spoedige wijziging van het WBN en herinnert eraan dat met dit arrest van het Grondwettelijk Hof een debat wordt afgesloten dat is ontstaan toen de mondelinge en schriftelijke taalvereisten werden ingevoerd bij de hervorming van het Wetboek in 2012. Sinds de uitvoering ervan hebben meerdere actoren, waaronder Myria, en professionals in de alfabetiseringssector het gebrek aan aandacht voor de specifieke kenmerken van analfabeten aan de kaak gesteld. In 2017 deed Myria de aanbeveling om “in de wetgeving en in de praktijk beoordelingsmodaliteiten van de taalkennis te voorzien die personen niet bestraffen omdat ze niet kunnen lezen en schrijven”. In 2018, tijdens overleg over de wijziging van het WBN, deed Myria aan het parlement de aanbeveling om voor analfabeten alleen rekening te houden met de mondelinge taalvaardigheden van het A2-niveau van het ERK.17 Daartoe werd er een amendement ingediend om een einde te maken aan wat de auteurs als een discriminatie beschouwden, met name ten aanzien van vrouwen, maar dat werd verworpen door de meerderheid. De toenmalige minister van Justitie bestempelde de vereiste van een schriftelijke taalkennis van A2-niveau als “volstrekt redelijk”19. In 2021 achtte de minister van Justitie toen hij in het parlement werd geïnterpelleerd het niet nodig om de wettekst te wijzigen, met als argument dat een flexibele interpretatie ervan door het koninklijk besluit volstond om het probleem van de analfabeten op te lossen. In 2022 stelde Myria op basis van de rechtspraak vast dat alleen een wetswijziging toeliet om een einde te maken aan de uitsluiting van analfabeten, wat het Grondwettelijk Hof heel duidelijk bevestigt. Myria betreurt dat er bij de hervorming van het WBN in 2012 niet van bij het begin rekening is gehouden met de situatie van analfabete vreemdelingen en dat deze lacune niet snel is rechtgezet door de wetgever. Door deze lacune in de wet, en door de weigering om ze op te lossen, werd deze bijzonder kwetsbare groep vreemdelingen tien jaar lang de toegang tot de Belgische nationaliteit ontzegd, op een manier die nu in strijd wordt geacht met het gelijkheidsbeginsel in de Grondwet.

Volgens Myria moet het arrest van het Grondwettelijk Hof over de situatie van analfabeten een aanzet zijn voor alle actoren om de regelgeving en de praktijken aan deze specifieke groep aan te passen.

Om het verbod op discriminatie van personen die niet kunnen lezen of schrijven volledig te respecteren, moet er op alle vlakken rekening worden gehouden met hun kwetsbare situatie, dus niet alleen door een wetswijziging, maar ook bij de praktische organisatie van taalcursussen en -tests. In het bijzonder moet er worden voorzien in mondelinge taaltests bij erkende organen (bijvoorbeeld VDAB, Forem, Bruxelles-Formation, enzovoort) waarvoor er geen lees- of schrijfvaardigheid vereist is. Daarnaast zouden actoren ook rekening moeten houden met de moeilijkheden die veel personen ondervinden met het gebruik van IT-hulpmiddelen, ongeacht of ze kunnen lezen en schrijven. Het is derhalve cruciaal dat de taaltests toegankelijk zijn voor de vele mensen die weinig of geen kennis hebben van digitale tools.