In deze zaak van huishoudelijke arbeid heeft de rechtbank geoordeeld dat de vervolgingen onontvankelijk waren. Een koppel werd vervolgd voor mensenhandel met het oog op economische uitbuiting en tal van inbreuken op het sociaal strafrecht, omdat ze een jonge Keniaanse vrouw als huishoudster hadden uitgebuit.

Na een anonieme tip bij de sociale inspectie, als zou een Keniaanse vrouw 7 dagen op 7, van 6.30 tot 22 uur als huishoudster werken, werd een observatie uitgevoerd. Diezelfde dag nog wordt bij het arbeidsauditoraat een dossier geopend voor feiten van mensenhandel-economische uitbuiting. Enkele dagen daarna wordt met toestemming van de politierechter, een huisbezoek uitgevoerd. De beklaagden en de burgerlijke partij werden verhoord en met elkaar geconfronteerd.

Op 28 mei 2013 veroordeelde de rechtbank de beklaagden bij verstek voor alle tenlasteleggingen.

De rechtbank oordeelde bij verzet dat de vervolgingen onontvankelijk waren, omdat het initiële huisbezoek, dat door een onbevoegde rechter was toegestaan (politierechter i.p.v. onderzoeksrechter) illegaal was. Volgens de rechtbank heeft dat de betrouwbaarheid ondermijnd van de vaststellingen die daar het gevolg van waren. Een ander gevolg was dat het onderzoek enerzijds niet als ingesteld kon worden beschouwd en anderzijds louter à charge was gevoerd, waardoor het vermoeden van onschuld van de beklaagden was geschonden, wat dan weer heeft geleid tot een onverantwoorde omkering van de bewijslast in hun nadeel.

Tegen deze beslissing werd er beroep aangetekend.