De beklaagden ronselden jonge Hongaarse meisjes, op zoek naar werk voor een beter leven, waarbij ze het voorstel kregen om in België in de prostitutie te komen werken, in een bikini in een bar, waarbij ze 1.000 euro per dag zouden verdienen en goed behandeld zouden worden. Het ging voornamelijk om kwetsbare meisjes uit instellingen, alleenstaande moeders of meisjes die zich al voor hun vriend (pooier) prostitueerden.

Eens de vrouwen in Gent aankwamen, werden ze ondergebracht in een lowbudgethotel. Vervolgens werden ze gedwongen zich te prostitueren in een vitrinebar. Ze werden verplicht 500 à 800 euro per dag te verdienen en moesten op seksueel gebied alles toelaten, inclusief betrekkingen zonder condoom. Brachten ze te weinig geld op of deden ze niet wat hen gevraagd werd, dan werden ze verkracht en/of geslagen. De meisjes werkten 12 uur per dag, soms 6 tot 7 dagen op 7. Ze kregen ook drugs om optimaal te presteren.

Om geen argwaan te wekken bij de familieleden van de meisjes, maakten de beklaagden geregeld kleine bedragen over aan de familie van de meisjes in Hongarije. De meisjes moesten de helft van hun verdiensten afstaan. Daarnaast moesten ze zelf instaan voor de betaling van de vitrine, de aankoop van de condooms en het betalen van hun hotelkosten. Zij hielden nauwelijks iets over. Het weinige geld dat ze al overhielden, maakten ze meestal over aan hun familie of hun vriend, vaak hun (sub)pooier. Een van de slachtoffers werd zwanger van een tweeling en hoewel ze de kinderen wilde houden, werd ze gedwongen een abortus te ondergaan. Vier dagen na die ingreep moest ze al opnieuw aan het werk gaan in de vitrinebar.

Er werd ook een minderjarige tewerkgesteld, zij het maar voor één nacht. Een van de beklaagden zei daarvan niet op de hoogte te zijn geweest en zou haar, zodra hij hoorde dat ze minderjarig was, teruggebracht hebben naar Charleroi. Uit telefoongesprekken zou blijken dat er af en toe ook nog andere minderjarige slachtoffers waren.

Het ging om een zeer goed gestructureerd netwerk, waarbij de enige bekommernis was om maximale winst te maken. De organisatie werkte internationaal en stelde ook meisje te werk in Duitsland, Nederland en Zwitserland. In België stelden de hoofdbeklaagden steeds een tiental Hongaarse vrouwen te werk in de prostitutie. Daarnaast namen ze een paar Hongaarse mannen in dienst, die werkten als toezichter, bodyguard, chauffeur of geldkoerier. Er werden ook pooiers met Hongaarse meisjes naar Gent gehaald om hen daar tewerk te stellen. Twee oudere Hongaarse dames werden ingezet als madame de compagnie. Die brachten eten en condooms mee voor de Hongaarse meisjes, zamelden hun inkomsten in en leverden hen drugs. Ze schuwden daarbij het geweld niet.

Bijna alle mannen in het dossier waren werkloos en leefden van een vervangingsuitkering in hun thuisland. Toch beschikten ze daar over dure wagens en/of chique villa’s. Uit diverse gesprekken van de telefoontap bleek dat de beklaagden een gemiddelde maandomzet van 18.250 euro maakten.

In het lijvige vonnis gaat de rechter dieper in op de vernieuwde definitie van mensenhandel die de wetgever in 2013 invoerde. Hij stelde dat sinds 2 augustus 2013 ook “het nemen van de controle” tot het misdrijf mensenhandel behoort. De omschrijving moet elke vorm van druk of macht dekken: houding, roepen, schijnverliefdheid of schijnhuwelijk, afzondering van slachtoffers. Ook elke vorm van seksuele uitbuiting kan bestraft worden als mensenhandel. In deze zaak wisten de meisjes dan wel dat ze naar hier kwamen om in de prostitutie te werken, maar ze waren misleid over de werkomstandigheden en de verdiensten. In werkelijkheid werden ze uitgebuit in louche vitrinebars. Om te vermijden dat ze de prostitutie zouden verlaten, gebruikten de beklaagden allerlei vormen van dwang en bedreiging. De rechtbank twijfelde er dan ook niet aan dat er in deze zaak sprake was van mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting.

De rechtbank heeft deze Hongaarse pooierbende veroordeeld voor mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting, onder meer ten aanzien van een minderjarige, uitbuiting van de prostitutie, het vormen van een criminele organisatie en witwassen.

De rechter sprak gevangenisstraffen uit van één tot vijf jaar en legde geldboetes op tussen 120.000 en 240.000 euro. De rechtbank sprak ook bijzondere verbeurdverklaringen uit tussen 8.000 en 60.000 euro, voor een totaal van 405.980 euro. Aan Myria, dat zich burgerlijke partij stelde, kende de rechter een schadevergoeding van 2.500 euro toe.

Deze beslissing is definitief.