De rechtbank  acht de tenlastelegging mensenhandel bewezen ten aanzien van een beklaagde en zijn bedrijven, rechtspersonen: de man exploiteerde verschillende werknemers in zijn telefoonwinkels. De rechtbank baseert zich onder meer op objectieve elementen die de speurders hebben verzameld. Die elementen bevestigen de verklaringen van de werknemers: de winkels voldeden aan geen enkele hygiënische norm (geen sanitaire of andere voorzieningen voor de werknemers, geen lokaal om maaltijden te nuttigen); op één na waren alle werknemers van vreemde afkomst, en verbleven ze hier onwettig of in precaire omstandigheden; ze moesten veel langer werken dan contractueel of mondeling overeengekomen; de beklaagde hield hen voor dat hun situatie zou worden geregulariseerd; de vergoeding lag, rekening houdend met de gepresteerde uren, veel lager dan die van een arbeider; overuren werden niet uitbetaald; ze werden in de gaten gehouden door camera’s of een vertrouwenspersoon; bepaalde werknemers moesten nog huur betalen; ze werden soms bedreigd; enzovoort.