Een beklaagde werd vervolgd voor mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting ten aanzien van één slachtoffer. De zaak kwam pas aan het licht in 2017. De feiten dateerden evenwel van de periode 2015-2016.

Het slachtoffer, een gescheiden vrouw met een dochter, ging een niet-officieel huwelijk naar Albanese gewoonte aan onder druk van haar ouders. Haar partner, de beklaagde, die haar was aangeraden door vrienden zou een welgestelde man zijn die in Duitsland woonde. Zodra het huwelijk gesloten was, nam hij haar mee naar Italië. Daar dwong hij haar aan straatprostitutie te doen. Hij dreigde dat hij haar jongere zus iets zou aandoen indien ze niet meewerkte. Ze werkte er voor 20 à 30 euro per klant en moest al haar verdiensten afgeven aan de beklaagde. Hij en een vriend controleerden haar. Als ze niet genoeg verdiende, werd ze geslagen. De beklaagde gebruikte drugs, was onvoorspelbaar en kon plots heel agressief uit de hoek komen. Nadien is het koppel naar Duitsland vertrokken. Daar moest het slachtoffer in een groot bordeel werken. Ze moest er een kamer huren voor 140 euro, waar ze ook overnachtte. Ze verdiende er 20 à 30 euro per 20 minuten. Het geld moest ze integraal afstaan. In deze periode werd ze zwanger. Het koppel kwam naar België omdat abortus hier goedkoper was. Een week na de abortus moest het slachtoffer opnieuw aan het werk ondanks de pijn, ditmaal in een club in België. Ze woonde er in een appartement waar ook nog een andere vrouw aanwezig was die voor de beklaagde werkte. Nadat ze gedwongen was voort te werken ondanks het aanhoudende bloedverlies, slaagde ze erin op een dag naar haar ouders in Albanië te vluchten. Haar ouders durfde ze niet te vertellen dat ze in de prostitutie had moeten werken. Nadat de beklaagde gehoord had dat het slachtoffer opnieuw in Albanië was, vluchtte zij verder naar een vriendin in Nederland en later naar Zweden, waar ze asiel aanvroeg. Haar asielaanvraag werd afgewezen. Via Denemarken kwam ze uiteindelijk opnieuw in België terecht.

De rechtbank achtte de beklaagde schuldig. Er waren voldoende objectieve elementen in het dossier die de geloofwaardige verklaringen van het slachtoffer bevestigden. De beklaagde werd bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en tot een geldboete van 6.000 euro. Een bedrag van 13.300 euro werd verbeurdverklaard. Dat bedrag was gebaseerd op de tewerkstelling van een sekswerker die gedurende een bepaalde periode zes dagen per week werkt aan ongeveer 140 euro per dag.