Dit dossier betreft feiten rond mensenhandel die kaderen binnen een traditioneel kindhuwelijk in de Romacultuur.

De zaak kwam aan het licht na een melding van de sociale dienst bij de jeugdrechtbank aan het Openbaar Ministerie.

Het slachtoffer was een veertienjarig meisje. Zij werd uitgehuwelijkt door haar oom en grootvader aan een zestienjarige jongen van een bevriende familie “volgens de Romatraditie”. Haar ouders, die verstandelijk niet zo sterk waren, en haar vader, die doofstom bleek, waren niet bestand tegen de druk van de families en werden gedwongen om hun dochter uit te huwelijken. De oom en de grootvader gebruikten geweld tegen de gezinsleden. Ook de oudere zus was eerder al uitgehuwelijkt. Het gezin van het slachtoffer was bijzonder bang voor wraak en represailles.

Het meisje moest na het huwelijk volgens de Roma- traditie inwonen bij haar schoonfamilie, werd aanvankelijk afgezonderd van haar thuismilieu en werd verplicht om seksuele handelingen met de minderjarige jongen te stellen. Uit het deskundigenverslag bleek dat zij zo snel mogelijk zwanger moest worden. Ze werd verplicht om na het huwelijk van school te veranderen, waarna zij veelvuldig afwezig bleek te zijn op school.

Het strafonderzoek was gebaseerd op huiszoekingen, meerdere verhoren van de familieleden, inzage in haar medisch dossier en verklaringen van hulpverleners. De rechtbank baseerde zich op de oorspronkelijke verklaringen van het meisje, die zij nadien aanpaste maar die konden worden bevestigd door meerdere objectieve elementen.

De schoonouders, oom en grootvader – die allemaal de Belgische nationaliteit hadden maar oorspronkelijk afkomstig waren uit ex-Joegoslavië – werden vervolgd en veroordeeld voor de tenlasteleggingen mededaderschap aan verkrachting, aanranding van de eerbaarheid, aanzetten tot ontucht, onterende behandeling, mensenhandel met het oog op de uitbuiting van prostitutie en schuldig verzuim.

Het bewijs daarvoor volgde uit het feit dat zij het kind dwongen om te trouwen en om dat huwelijk te consumeren en seksuele betrekkingen te hebben. De ouders van het meisje werden eveneens vervolgd maar vrijgesproken omdat zij volgens de rechtbank zelf bijzonder kwetsbaar waren en onder psychologische druk stonden van de familie. De moeder had bovendien hulp gezocht voor haar dochter.

De beklaagden werden veroordeeld tot gevangenis- straffen tussen drie jaar en veertig maanden. Het slachtoffer had zich aanvankelijk burgerlijke partij gesteld maar deed tijdens de procedure afstand van de vordering.

Er werd beroep ingesteld tegen het vonnis door de oom. Het hof van beroep van Antwerpen bevestigde de veroordeling in een arrest van 23 december 2021.