Het Essex-dossier is een omvangrijk dossier van mensensmokkel door een Vietnamees smokkelnetwerk waarbij 23 beklaagden vervolgd werden. De beklaagden hadden de Vietnamese, de Belgische, de Marokkaanse of de Armeense nationaliteit.

Op 23 oktober 2019 werden in het Verenigd Koninkrijk 39 lichamen aangetroffen in de aanhangwagen van een vrachtwagen. De slachtoffers hadden allemaal de Vietnamese nationaliteit en waren in een container van een vrachtwagen vanuit Zeebrugge per schip naar het VK gesmokkeld.

Het onderzoek in België werd gevoerd door het federaal parket sinds 24 oktober 2019. Op het ogenblik van de feiten – op 22 en 23 oktober 2019 – liepen er in West-Vlaanderen al meerdere gerechtelijke onderzoeken naar eerdere feiten van mensensmokkel van Vietnamese onderdanen. Deze onderzoeken werden bij het onderzoek van de feiten van 22 en 23 oktober 2019 gevoegd. Het onderzoek had dus betrekking op zowel feiten in de periode ervoor als erna. Aan de hand daarvan kon een geheel van activiteiten en modi operandi van het smokkelnetwerk in kaart worden gebracht. Verschillende methodes werden gebruikt tijdens het onderzoek om de slachtoffers te identificeren en te linken met de smokkelaars en de gevolgde smokkelroutes van België naar Frankrijk en terug naar België en van daar naar het VK.

Aangezien de smokkelactiviteiten van dit netwerk zich in verschillende landen afspeelden, werden er onderzoeken in meerdere landen gevoerd: België, Frankrijk, het VK, … België en het VK sloten begin november 2019 een overeenkomst voor een gemeenschappelijk onderzoeksteam (JIT: joint investigation team). Ook Ierland en Frankrijk namen daaraan deel. EUROPOL en EUROJUST werden eveneens betrokken. In het kader van een Britse rogatoire commissie werden de families van de slachtoffers in Vietnam bezocht. Deze informatie werd door de FGP gebruikt in het dossier.

De slachtoffers in de aanhangwagen waren acht vrouwen en eenendertig mannen, allen met de Vietnamese nationaliteit. Vier van hen waren minderjarig. De aanhangwagen waarin de slachtoffers werden aangetroffen was een koelwagen. Uit Brits onderzoek bleek dat de koeling (en daardoor ook de luchtcirculatie) van de koelwagen niet aanstond. De slachtoffers zijn bijgevolg overleden aan zuurstofgebrek. Dat moet al tijdens de reis op het schip gebeurd zijn.

Uit onderzoek bleek dat meerdere slachtoffers vanuit Anderlecht, Parijs en Berlijn naar Noord-Frankrijk waren gebracht met taxi’s, waar ze in de aanhangwagen van de vrachtwagen stapten. Meerdere slachtoffers verbleven voordien in safehouses in Brussel in afwachting van hun overtocht. Vervolgens werd de aanhangwagen naar Zeebrugge gereden en daar achtergelaten in de haven waar hij op het schip geladen werd. In het VK werd de aanhangwagen dan opgehaald in Purfleet door een andere vrachtwagen. Op de eindbestemming werden de lichamen van de slachtoffers ontdekt door de vrachtwagenchauffeur.

Het onderzoek werd op basis van verschillende technieken gevoerd, onder meer de camerabeelden in de havens en van de boten, van de tankstations op de route, analyses van de gps-tracking van de vrachtwagens, ANPR-bevraging voor de vrachtwagens en de taxi’s, buurtonderzoek van onder meer bedrijven in de havens en de safehouses, inlichtingen bij de douane, bevraging van de lading van de trekkers, mastonderzoeken, retro op telefoonnummers, bevraging van de noodcentrale en telefoonproviders, onderzoek via IMEI-tracks. Er waren verhoren, herverhoren en confrontatieverhoren van de beklaagden, een verhoor van een slachtoffer met een rondrit om de adressen te herkennen. Er gebeurde een bankonderzoek. Er was een onderzoek van de sociale media waaronder een Facebook-onderzoek, …

De onderzoeksrechter werd gevat voor het instellen van verschillende onderzoekshandelingen. Er waren observaties van de verschillende safehouses gedurende verschillende maanden. Meerdere nummers werden onder bewakingsmaatregel geplaatst aansluitend op het telefonieonderzoek. Er waren tal van huiszoekingen in verschillende fases van het onderzoek waarbij meerdere beklaagden en slachtoffers werden aangetroffen, een onderzoek van de DNA-sporen gebeurde op de gsm-toestellen die waren aangetroffen in de safehouses, gevangenisgegevens werden onderzocht zoals de rekeninggegevens, bezoekerslijsten en telefonische contacten.

Er waren verschillende Europese Onderzoeksbevelen (EOB) voor Nederland, Duitsland en het VK. De data op de 21 gsm-toestellen die werden aangetroffen in de trailer met 39 slachtoffers werden geanalyseerd door de Britse politie. De FGP ontving via de JIT deze gedownloade data van de gsm-toestellen en simkaarten. De FGP combineerde al deze informatie met de Britse verslagen van de bezoeken aan de families van de slachtoffers in het kader van hun rogatoire opdracht in Vietnam. Er was een bevraging van DVZ waaruit bleek dat verschillende visa voor zogenaamde familiale redenen waren afgeleverd aan de slachtoffers voor Frankrijk.

Uit het onderzoek blijkt dat smokkelslachtoffers in Vietnam vaak gelokt worden door criminele organisaties met valse beloftes rond lucratieve werkgelegenheid in Europa.

De meerderheid van de slachtoffers zijn mannen, meestal tussen de twintig en de veertig jaar, vaak afkomstig uit bepaalde regio’s in Vietnam. Sociale media spelen een grote rol bij het lokken van potentiële slachtoffers. De uiteindelijke bestemming is vaak het VK waarbij België meestal fungeert als transitland voor de migranten. Er zijn meerdere routes: vaak reizen ze via Rusland, Wit-Rusland, de Baltische staten via Polen, Tsjechië, Slovakije naar Duitsland en van daar naar Nederland, België en Frankrijk, en vaak van daar verder naar het VK. Er zijn ook routes vastgesteld via Oekraïne en het Russische Kaliningrad of via Zuid-Amerika. Een andere reisroute was die via Vietnam, Maleisië, Griekenland, Portugal, Frankrijk en dan België.

De prijs om te worden gesmokkeld naar West-Europa kan oplopen tot 40.000 euro, waarbij de gezinnen of de migranten geld moeten lenen. De last voor het terugbetalen komt uiteindelijk wel op de schouders van de migrant.

De kosten voor een reis variëren, al naargelang het om een standaardreis gaat of om een ‘VIP route’. Wie naar het VK wil, moet nog bijbetalen. De bedragen kunnen verschillen: een familie betaalde 11.000 euro om het slachtoffer naar het VK te smokkelen. Een andere familie moest 11.500 euro betalen, waarvan ze 5.500 euro moesten betalen aan een van de beklaagden en dat bedrag leenden van een familielid van een beklaagde. Een andere familie betaalde 10.000 euro voor de reis naar Hongarije en nadien nog eens 15.000 pond voor de doorreis naar het VK. Nog een andere familie moest 39.500 euro betalen zodra ze veilig in het VK waren aangekomen.

Het grootste deel van de smokkelactiviteiten gebeurde door het Vietnamese netwerk, waarbij voor het laatste deel, het vervoeren van de slachtoffers naar de vrachtwagens, een beroep werd gedaan op plaatselijke taxichauffeurs.

Verschillende van deze taxichauffeurs staan ook terecht in dit dossier.

Het gebeurde eveneens dat er voor het laatste deel van de reis, namelijk de overtocht naar het VK, een beroep werd gedaan op andere smokkelnetwerken, zoals de Koerdische en Albanese netwerken. In het VK werden dan plaatselijke vrachtwagenchauffeurs ingeschakeld.

De slachtoffers die in België verbleven in zogenaamde safehouses in Brussel die toebehoorden aan Vietnamezen waren geenszins vrij om te gaan en te staan waar ze wilden. Ze verbleven er soms een lange tijd tot ze de oversteek naar het VK maakten.

De verschillende beklaagden in dit dossier kunnen worden onderverdeeld in: 1) de beklaagden die een essentiële rol speelden binnen het Vietnamese netwerk; 2) de beklaagden die eerder een nevenrol als facilitator van de smokkelactiviteiten hadden, zoals de eigenaren van de safehouses en 3) de taxichauffeurs die de slachtoffers vervoerden van hun verblijfplaatsen naar verschillende plaatsen in België en de buurlanden met de bedoeling om hen daar in vrachtwagens te verbergen. Een van de beklaagden was de zaakvoerder van een taxibedrijf.

De verschillende beklaagden werden vervolgd als dader of mededader voor onder meer mensensmokkel met verzwarende omstandigheden, waaronder het feit dat het misdrijf de dood van de slachtoffers heeft veroorzaakt zonder oogmerk te doden, dat het misdrijf werd gepleegd ten aanzien van minderjarigen, … Een beklaagde werd vervolgd voor poging tot mensensmokkel.

De beklaagden werden ook vervolgd als leidend persoon, of voor deelname aan de besluitvorming, of voor deelname aan de voorbereiding of uitvoering van activiteiten van een criminele organisatie. Daarnaast werden er verschillenden onder hen vervolgd voor bedrieglijk gebruik van identiteitsdocumenten, voor valse naamdracht, en onwettig verblijf op het Belgische grondgebied.

De rechtbank beoordeelde de rol van elke beklaagde. Maar tien van de beklaagden werden rechtstreeks met de feiten van 22 oktober 2019 in verband gebracht.

De eerste beklaagde werd gezien als de leider van het safehouse in België. Hij ronselde slachtoffers om via hem naar het VK te reizen. Hij bepaalde de prijzen en gaf de opdracht aan de familieleden om de prijs aan zijn familie in Vietnam te betalen. Hij kon ook worden gelinkt met verschillende smokkeltransporten voor en na de feiten van 22 en 23 oktober 2019. De rechtbank oordeelde dat hij de onbetwiste leider was van de criminele organisatie, meer bepaald van de Belgische cel ervan. Hij had contact met de coördinatoren in Duitsland en Frankrijk. Hij had nauw contact met het Vietnamese faciliteringsnetwerk waarvan de organisatie gebruikmaakte om slachtoffers te smokkelen naar het VK. Hij bepaalde wie wel en wie niet mee mocht met de transporten en hoe en wanneer er betaald moest worden bij aankomst in het VK. De tweede beklaagde en de derde beklaagde werden ook gezien als mede-facilitators. Ze stonden in voor de safehouses in Brussel en konden allebei rechtstreeks worden gelinkt aan de feiten van 22 oktober 2019.

De zesde beklaagde en de achtste beklaagden behoorden tot het middenkader van de organisatie, tussen de eerste beklaagden en de facilitators en de taxichauffeurs.

De negende beklaagde, de tiende beklaagde en de elfde beklaagde waren de eigenaren van de safehouses en waren mede daardoor belangrijke facilitators binnen de criminele organisatie. De dertiende beklaagde en de veertiende beklaagde zijn een vader en diens zoon die samen een nagelstudio uitbaatten. De vijftiende beklaagde en de zestiende beklaagde kochten simkaarten op hun naam.

De zeventiende beklaagde tot de zesentwintigste beklaagde waren taxichauffeurs die instonden voor de smokkel van de slachtoffers naar de vrachtwagens. De achttiende beklaagde is taxichauffeur en medezaakvoerder van een taxibedrijf die zelf slachtoffers vervoerde of ritten regelde voor andere taxichauffeurs. Hij bepaalde de prijs van de taxiritten. Hij wist volgens de rechtbank wel degelijk dat het ging om smokkelpraktijken. De ritten gebeurden naar afgelegen locaties en werden niet vermeld op de rittenbladen. De negentiende beklaagde was taxichauffeur. Hij was de contactpersoon van het Vietnamese netwerk en had contact met de Vietnamese smokkelaars. Hij ondernam zelf ritten of gaf ze door aan andere taxichauffeurs. Hij bracht mensen naar Frankrijk, Nederland, Duitsland en terug naar België. Hij bepaalde ook de prijs en ontving het geld van de Vietnamese smokkelaars. Hij gaf dat bedrag dan door aan de taxichauffeurs die de ritten uitvoerden. De taxichauffeurs moesten een percentage van het bedrag afgeven aan hem omdat hij de contacten regelde. De twintigste beklaagde, de eenentwintigste beklaagde en de zesentwintigste beklaagde waren ook taxichauffeurs. Volgens de rechtbank moesten zij wel op de hoogte geweest zijn van de smokkelactiviteiten. Niet alleen waren de opdrachtgevers altijd dezelfde personen, en werd er betaald voor transport van derden, de klanten waren steeds zogezegd ‘familie’. De klanten hadden ook meestal niets van bagage mee en konden zich niet verstaanbaar maken. De bestemmingen waren duidelijk verdacht, niet zelden totaal afgelegen locaties aan de kust. De ritten werden ook meestal niet vermeld op de rittenbladen door de chauffeurs, in acht genomen dat zij professionele chauffeurs waren en dus het onderscheid met reguliere transporten konden inschatten. Het ging om veelvuldige verplaatsingen gedurende lange tijd, waarbij men wist dat een en ander illegale praktijken betrof. Een van de beklaagden was ook na de dramatische gebeurtenissen van 22 oktober 2019 blijven opdrachten aanvaarden om Vietnamese migranten te vervoeren.

Vier andere beklaagden waren eveneens taxichauffeurs maar werden vrijgesproken. Volgens de rechtbank werden zij niet rechtstreeks aangesproken door Vietnamese opdrachtgevers maar handelden zij in opdracht van een collega-taxichauffeur, een niet onbelangrijk deel van de bestemmingen waren in wezen niet per se verdacht en ook de verdiensten waren niet abnormaal hoog. Er waren onvoldoende objectieve elementen om te beoordelen dat zij zich bewust waren van de aard of het doel van de transporten voor de criminele organisatie.

De hoofdbeklaagde werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien jaar effectief en tot een geldboete van 920.000 euro. Hij werd voor twintig jaar ontzet uit zijn rechten. Een bijzondere verbeurdverklaring werd uitgesproken voor het bedrag van 2.284.005,19 euro. De tweede beklaagde en de derde beklaagde werden veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk vier jaar effectief en zevenendertig maanden en tot geldboetes van 8.000 euro. De zesde beklaagde werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar en tot een geldboete van 480.000 euro. Een bijzondere verbeurdverklaring werd uitgesproken voor een bedrag van 337.335,25 euro. Hij werd voor tien jaar ontzet uit zijn rechten.

De achtste beklaagde tot de zestiende beklaagde werden veroordeeld tot gevangenisstraffen tussen achttien maanden en vijftig maanden, sommige met uitstel, en tot geldboetes van 8.000 euro.

Een van de taxichauffeurs werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar effectief en tot een geldboete van 368.000 euro. Een bijzondere verbeurdverklaring van een bedrag van 17.103,50 euro werd uitgesproken. De andere taxichauffeurs werden veroordeeld tot gevangenisstraffen tussen twee jaar en vier jaar, met uitstel, en tot geldboetes tussen 88.000 euro en 160.000 euro, gedeeltelijk met uitstel. Op verschillende bedragen werden bijzondere verbeurdverklaringen uitgesproken.

Drie beklaagden werden bij verstek veroordeeld.

Myria en PAG-ASA stelden zich burgerlijke partij, naast acht andere familieleden van slachtoffers. Myria en PAG-ASA kregen een schadevergoeding van elk 5.000 euro. De vordering van de andere burgerlijke partijen, namelijk de rechtstreekse en dichte familieleden van de overleden slachtoffers, werd gegrond verklaard voor wat de beklaagden betreft die konden worden gelinkt aan de feiten van 22 oktober 2019. Een morele schadevergoeding werd toegekend tussen 9.000 euro en 4.500 euro naargelang van de familieband tussen de burgerlijke partij en het slachtoffer. De materiële schade werd begroot tussen de 1.000 en de 2.000 euro, vermeerderd met de intresten.

Deze beslissing werd opnieuw berecht op 23 februari 2023 door het hof van beroep van Gent. (zie jaarrapport mensenhandel en mensensmokkel 2023)