In dit dossier werd een Marokkaanse beklaagde vervolgd als natuurlijke persoon en beheerder van een snackbar voor tenlasteleggingen op vlak van sociaal strafrecht en mensenhandel tegenover een landgenote. De snackbar werd verschillende keren gecontroleerd door de politie (eerste controle na de aangifte van een werkneemster die beweerde er te hebben gewerkt zonder haar loon te hebben ontvangen) en door de inspectiediensten (RSZ-inspectiedienst en Toezicht op de Sociale Wetten). Bij de laatste controle in maart 2015 door het toezicht op de Sociale Wetten, in aanwezigheid van de politie, probeerde een man te ontsnappen. Het ging om de werknemer die zich burgerlijke partij had gesteld. Hij verklaarde sinds 2006 in België te hebben verbleven, aanwezig te zijn geweest bij een controle in 2013, waarbij hij was gaan lopen omdat hij zonder papieren, irregulier in België verbleef. Hij zei dat hij al 4 jaar in de zaak werkte, 8 tot 9 uur per dag (van 17/18 uur tot 2 uur 's ochtends), 7 dagen per week zonder rustdag en voor een dagloon van 30 euro dat hij contant uitbetaald kreeg. Hij kookte en diende op. De beklaagde had nooit iets ondernomen om voor hem een arbeidskaart te bemachtigen.

In een vonnis van 11 december 2018 oordeelde de correctionele rechtbank van Brussel dat het ging om arbeidsvoorwaarden in strijd met de menselijke waardigheid, waarbij de beklaagde bovendien had geprofiteerd van de precaire situatie van de werknemer. Uit schrik voor repatriëring durfde die laatste immers niet naar de politie te stappen.390

De beklaagde werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden (met volledig uitstel) en een boete van 12.000 euro. De rechtbank kende de burgerlijke partij ook een aanzienlijke vergoeding toe van 10.000 euro voor materiële schade en 5.000 euro voor morele schade.

Beroep werd aangetekend in deze zaak. Deze zal behandeld worden in februari 2022.