De Iraakse bende maakte zich op georganiseerde wijze schuldig aan mensensmokkel en bracht personen in onwettig verblijf in België over naar Engeland of andere Europese landen. Het maximaal economische profijt stond hierbij centraal.

De feiten kwamen in januari 2012 aan het licht toen twee verstekelingen werden aangetroffen bij de overtocht van een schip vanuit Gent naar Zweden. Zij werden ontdekt doordat twee matrozen op het schip klopgeluiden hoorden vanuit een trailer met Engelse nummerplaat. Uit het verhoor met de verstekelingen bleek dat zij met hulp van de beklaagden op de vrachtwagen waren gezet met de bedoeling om hen naar Engeland te smokkelen. Een van de slachtoffers verklaarde dat hij 1.500 euro had betaald om naar Engeland te kunnen gaan maar dat hij op de verkeerde vrachtwagen was gezet.

Verder telefonieonderzoek bracht de activiteiten in kaart. Zo gaf een van de beklaagden advies over de te volgen routes en strategieën. Hij ging ook actief op zoek naar contactpersonen in Engeland (waaronder zijn eigen broer) die een rol konden spelen in de organisatie, zoals vrachtwagenchauffeurs of mensen die geld in bewaring konden nemen na een geslaagd transport. In zijn fruitwinkel werden mensen ondergebracht voordat zij werden getransporteerd, verzamelden de verschillende mensen zich die betrokken waren bij de mensensmokkel of werd er geld ondergebracht.

De rechter stelde dat “mensensmokkel moet omschreven worden als een irreguliere vorm van reisbemiddeling, waarbij iemand uit winstbejag behulpzaam is om een persoon in onwettig verblijf het grondgebied van een welbepaalde staat te laten betreden”. De rechtbank verduidelijkte dat onder ‘binnenkomen, doorreizen of verblijven’ het volgende kan worden begrepen: “het uitlokken van de komst van de vreemdeling naar België, het regelen van het transport om het land binnen te komen, het verzorgen van het transport binnen het rijk, het verschaffen van valse identiteitsdocumenten, het tewerkstellen van de vreemdeling, het opvangen van de vreemdeling in safehouses, etc.”

De beklaagden maakten ook misbruik van de kwetsbare positie van hun slachtoffers. Op dit punt preciseert de rechter dat misbruik niet noodzakelijkerwijze impliceert dat er gebruik werd gemaakt van enig fysiek of moreel geweld. Het kan zich ook veel subtieler voordoen. Het feit dat de vreemdeling het misbruik tolereert, betekent niet dat de handeling haar onrechtmatig karakter verliest. Het verduren van deze toestand zal immers meestal enkel te wijten zijn aan de angst en de kwetsbare positie waarin de verstekeling verkeert.

Vier van de vijf beklaagden werden veroordeeld voor mensensmokkel met verzwarende omstandigheden tot celstraffen van vier tot vijf jaar, waarvan een deel met uitstel. De rechter legde ook geldboetes op van 6.000 euro. Myria, dat zich burgerlijke partij stelde, kreeg 500 euro.

Deze beslissing is definitief.