Het vonnis behandelt een dossier betreffende hulp bij illegaal verblijf, mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting en uitbuiting van de prostitutie van een jonge vrouw met de Nigeriaanse nationaliteit door een echtpaar waarvan de man en de vrouw respectievelijk de Belgische en de Nigeriaanse nationaliteit hebben. In januari 2017 werd het slachtoffer, dat zich burgerlijke partij had gesteld, opgevangen door een Franse vereniging die gespecialiseerd is in de begeleiding van mensen in de prostitutie.

In 2016 kreeg het slachtoffer in Benin City het aanbod om in Europa op zoek te gaan naar een beter leven. Dat gebeurde door de zus van de beklaagde, die mensen met een zwaar leven in Nigeria naar Europa probeerde te brengen. Nadat ze vanuit Niger de woestijn had doorkruist en binnen een kamp in Libië had verbleven, nam het slachtoffer een “lappa-lappa”- boot met 150 migranten naar Italië, waar een Italiaans schip hen redde. Nadat het slachtoffer twee weken in een vluchtelingenkamp had doorgebracht, pikte de beklaagde haar op en namen ze het vliegtuig naar België. Ze moest 15.000 euro betalen voor haar reiskosten en werd gedwongen om zich te prostitueren op straat, in hotels, bij klanten thuis of in de auto. Tijdens een van die seksuele transacties werd zij verkracht. Tegen het slachtoffer en haar familie werd er meermaals gedreigd met represailles. Ze woonde vier maanden bij het echtpaar in en huurde daarna een appartement van hen in Luik. Daarna verbleef zij bij vrienden tot ze uiteindelijk werd opgevangen door een gespecialiseerd centrum voor slachtoffers van mensenhandel.

De woning van de beklaagden werd doorzocht. Op basis van onderzoek van de telefoons van de beklaagden, waaruit bleek dat na de aankomst van het slachtoffer een smokkelaar in Italië was betaald, oordeelde de rechter dat hun verklaringen niet geloofwaardig waren. De rechter was evenwel van mening dat er nog altijd twijfel bestond over de vraag of de beklaagden aanvankelijk van plan waren om zichzelf te verrijken ten koste van het slachtoffer of haar familie, aangezien uit de analyse van hun bankrekeningen niet bleek dat er grote sommen geld waren overgemaakt. De rechtbank herkwalificeerde de tenlastelegging van mensensmokkel daarom naar hulp bij illegaal verblijf, en oordeelde dat het echtpaar schuldig was aan het bewust helpen van het slachtoffer om België binnen te komen.

De rechter oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer nauwkeurig en consistent waren en werden bevestigd door het onderzoek. Door tarieven op te leggen om zo haar schuld terug te betalen, had de beklaagde de prostitutie van het slachtoffer georganiseerd. De rechter veroordeelde de beklaagden voor uitbuiting van prostitutie, omdat ze het appartement aan haar hadden verhuurd zodat zij zichzelf kon blijven prostitueren, met als enige verzwarende omstandigheid het misbruik van haar kwetsbaarheid.

De beklaagden werden eveneens veroordeeld voor mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting onder verzwarende omstandigheden. Uit de analyse van bepaalde sms-berichten bleek dat de beklaagde de agenda en de prestaties van het slachtoffer controleerde met het doel haar prostitutie uit te buiten. De rechtbank hield rekening met het feit dat de redelijke termijn was overschreden. Zij veroordeelde de beklaagden tot respectievelijk twee en vier jaar gevangenisstraf, tot een boete van 8.000 euro (allebei gedeeltelijk met uitstel) en tot betaling van een materiële en morele schadevergoeding van 7.500 euro aan de burgerlijke partij.

Er werd beroep aangetekend tegen deze uitspraak en de zaak werd opnieuw behandeld door het hof van beroep van Luik op 22 november 2023.