Deze zaak, dat in eerste aanleg door de correctionele rechtbank van Brussel op 6 oktober 2015 behandeld werd, ging over een goed gestructureerde smokkelbende met internationale vertakkingen in het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Nederland en Frankrijk. Het bewijs werd voornamelijk verkregen via telefoontap.

Aanvankelijk werden 11 verdachten vervolgd, waaronder zowel organisatoren als de uitvoerders van de smokkelactiviteiten. Ze werden vervolgd voor mensensmokkel met verzwarende omstandigheden, deelname aan een criminele bende en onwettig verblijf in België. Daarnaast werden ze ook vervolgd voor oplichting en bedriegerij doordat ze misbruik maakten van het vertrouwen of de lichtgelovigheid van de slachtoffers. Verschillende verdachten deden zich voor als hooggeplaatste functionarissen of medewerkers van de ambassade om op die manier geld te ontnemen van hun slachtoffers. Verschillende beklaagden, waaronder de hoofdverdachten verschenen niet ter zitting. De elf beklaagden worden allemaal veroordeeld tot gevangenisstraffen tussen 2 jaar en 6 jaar en hoge geldboetes (vermenigvuldigd met het aantal slachtoffers). Verschillende goederen werden verbeurd verklaard.

Een van de beklaagden werd veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf en een hoge geldboete (€ 6.000 x 64). Hij ging hiertegen in beroep.

In graad van beroep, werd hij op de zitting vertegenwoordigd door zijn advocaat maar kon zelf niet op de zitting aanwezig zijn omdat hij een bevel met inreisverbod gekregen had en gerepatrieerd was naar zijn land. Hij meende dat hierdoor zijn rechten van verdediging geschonden waren, wat het Hof niet volgde.

Ten gronde bevestigde het hof van beroep van Brussel het vonnis in eerste aanleg over de volledige lijn. Maar ze legde een zwaardere straf op, zes jaar gevangenisstraf en een hoge geldboete.