In dit dossier werden zes beklaagden (een Belg van Roemeense origine en vijf Roemenen) beschuldigd van bendevorming, mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting met verzwarende omstandigheden, werving en uitbuiting van prostitutie met verzwarende omstandigheden ten aanzien van een groot aantal slachtoffers, van wie er sommigen niet geïdentificeerd zijn. De feiten werden gepleegd in meerdere Brusselse gemeenten tussen mei 2020 en juni 2021. Naar aanleiding van de wijzigingen in het seksueel strafrecht herkwalificeerde de rechtbank de tenlasteleggingen werving met het oog op de prostitutie van anderen en uitbuiting van de prostitutie van anderen in de tenlastelegging pooierschap.

De zaak werd geopend op basis van informatie uit politiebronnen. In januari 2021 vernam de politie dat een organisatie zich mogelijk inliet met de uitbuiting van prostitutie. Door een combinatie van informatie verzameld via open raadpleging van Facebook-profielen en politiegegevens konden verschillende verdachten en slachtoffers worden geïdentificeerd. De diensten die de prostitutieactiviteiten via de Redlights-website volgden namen contact op met een telefoonnummer dat vermeld stond op een van de advertenties. Dankzij die afspraak ontdekte de politie een flat waar drie sekswerkers en vier mannen woonden. De politie noteerde hun identiteiten en telefoonnummers. Vervolgens kon ze de telefoonnummers, rekeningen en e-mailadressen koppelen aan de advertenties. Door telefonieonderzoek (retro-zoller), controle van een voertuig dat werd gebruikt om de meisjes te vervoeren en verificatiefoto’s konden eveneens andere verdachten en slachtoffers worden geïdentificeerd en konden er verbanden tussen hen worden gelegd. Het gebruik van telefoontaps bevestigde de contacten tussen de verschillende verdachten en hun uiteenlopende mate van betrokkenheid bij de misdrijven.

De rechtbank bevestigde de aanklacht van mensenhandel ten aanzien van elf geïdentificeerde slachtoffers. Tien van deze slachtoffers waren eveneens betrokken bij de geherkwalificeerde tenlastelegging van pooierschap, en er werden nog zeven andere slachtoffers geïdentificeerd. De twee tenlasteleggingen hadden ook betrekking op een onbekend aantal ongeïdentificeerde slachtoffers.

De eerste beklaagde profiteerde van de mensenhandel van acht geïdentificeerde personen. Hij was de partner van twee van hen, van wie hij er één uit Nederland had laten komen. Volgens een van hen gaf zij de derde beklaagde 250 euro van de 1.000 euro die zij verdiende en de rest aan de eerste beklaagde, die haar ter plaatse bracht. Uit onderzoek van haar telefoon en telefoontaps bleek dat hij geweld en bedreigingen tegen haar gebruikte, met name toen ze uit elkaar gingen. Hij speelde een centrale rol bij het verschaffen van huisvesting. De flat die hij huurde werd gebruikt als een plek om klanten te ontvangen. De slachtoffers werden ofwel ondergebracht in een van de appartementen die de beklaagde huurde of in hotels, waar ze zich prostitueerden via advertenties op de Redlights- website.

De tweede beklaagde was de voornaamste bestuurder van het voertuig waarmee de meisjes werden vervoerd. Hij profiteerde van de mensenhandel van twee geïdentificeerde personen. Bij de bende was hij minder betrokken. Tijdens een huiszoeking in juli 2020 was een van de slachtoffers aanwezig in zijn woning, waar zij verbleef. Ze gaf hem een deel van het geld van de prostitutie om de huur te betalen. Hij woonde ook samen met een tweede slachtoffer dat zich prostitueerde in de flat.

De derde beklaagde, een voormalige partner van de tweede beklaagde, beheerde de advertenties op Redlights, regelde de afspraken, onderhandelde over de prijzen en beheerde de betaling voor de diensten. Zij profiteerde van de mensenhandel van vijf geïdentificeerde personen. Ze stond in contact met de eerste beklaagde, die haar adressen gaf waar de prostituees konden werken en verblijven. Een slachtoffer verklaarde dat ze een vijfde van haar inkomsten aan de beklaagde gaf. Deze laatste werd veroordeeld tot een werkstraf van 250 uur.

De vierde beklaagde bevond zich in staat van wettelijke herhaling en verscheen in hechtenis in afwachting van zijn uitlevering aan Oostenrijk. De eerste beklaagde had hem ingehuurd als chauffeur. Uit de analyse van WhatsApp-berichten op zijn telefoon bleek zijn betrokkenheid bij de prostitutie van vrouwen voor zijn rekening en bij mensenhandel van een geïdentificeerd slachtoffer.

De vijfde beklaagde, die niet op het proces verscheen, profiteerde van de mensenhandel van drie geïdentificeerde personen. Hij was de partner van een van de slachtoffers, met wie hij samenwoonde, en was betrokken bij het onderbrengen van de slachtoffers in de flats.

De zesde beklaagde profiteerde van de mensenhandel van twee geïdentificeerde slachtoffers. Hij oefende controle uit over een van de slachtoffers, met wie hij samenwoonde.

De opgelegde straffen varieerden van twee tot zes jaar gevangenis en van 8.000 tot 72.000 euro boete, waarvan sommige met uitstel. De rechtbank beval de teruggave van het voertuig dat werd gebruikt om de slachtoffers te vervoeren (of de tegenwaarde daarvan) aan de eigenares, een Roemeense vrijwillig tussenkomende partij die op het proces verscheen.

Deze uitspraak is definitief voor de beklaagden, die veroordeeld werden op tegenspraak.