Het hof van beroep van Antwerpen heeft een zaak die de correctionele rechtbank van Antwerpen op 10 maart 2020 in eerste aanleg had behandeld opnieuw berecht.

In deze zaak werden twee beklaagden, een echtpaar, vervolgd wegens mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting. Het onderzoek begon nadat een slachtoffer, een prostituee die in het Antwerpse Schipperskwartier werkte, een klacht had ingediend tegen haar pooier en de vrouw die haar had geronseld. Zij verklaarde dat de tweede beklaagde haar twee jaar eerder had overtuigd om van Bulgarije naar België te komen om er als prostituee te werken. Eenmaal in België moest ze eerst haar reiskosten betalen, vervolgens de helft van haar inkomsten afstaan en uiteindelijk al haar inkomsten. Op basis van WhatsApp- en Facebook-berichten konden de speurders opmaken dat er aanvankelijk sprake was van een soort liefdesrelatie tussen het slachtoffer en de eerste beklaagde. Hij gebruikte daarbij de loverboy-techniek. Na verloop van tijd werd de toon van de gesprekken dreigender. Zij moest zich prostitueren in Antwerpen, Amsterdam en Brussel. De beklaagden regelden ook een vitrine voor haar.

Het slachtoffer en haar moeder in Bulgarije kregen doodsbedreigingen. De rechtbank achtte de feiten bewezen, ook voor de tweede beklaagde. Zij had eveneens een actieve rol gespeeld bij de rekrutering en de uitbuiting van het slachtoffer.

Het hof veroordeelde de eerste beklaagde tot een gevangenisstraf van vier jaar en tot een boete van 8.000 euro. Zijn vriendin, de tweede beklaagde, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden en tot een boete van 8.000 euro. Hun eigendommen werden in beslag genomen.

De eerste beklaagde tekende beroep aan tegen alle beschikkingen van het vonnis. Het hof bevestigde het eerdere vonnis. De bewering van de beklaagde dat het slachtoffer nog werkzaam zou zijn in de prostitutiesector en dat zij dus niet gedwongen werd om in de prostitutie te werken doet geen afbreuk aan de feiten. De beklaagde verkreeg macht over het slachtoffer door gebruik te maken van de loverboy-techniek en beschouwde het slachtoffer als een geldmachine. Het slachtoffer en haar familie werden bedreigd, ook na aangifte bij de politie door het slachtoffer. Zijn handelingen getuigen van een totaal gebrek aan respect voor de fysieke en psychische integriteit van het slachtoffer. Het hof bevestigde de in eerste aanleg uitgesproken straffen.