Het hof van beroep van Brussel heeft het vonnis van de correctionele rechtbank van Brussel van 7 mei 2014 volledig teniet gedaan. Na een gedetailleerde motivering heeft het hof een beklaagde die actief was in het transport van goederen, personen en geld tussen België en Bulgarije vrijgesproken van de tenlasteleggingen mensenhandel en witwassen.

Het hof heeft er om te beginnen op gewezen dat in beginsel, het feit een dame te vervoeren die naar België komt om er zich te prostitueren, geen misdrijf van mensenhandel is - ook al werd ze uitgebuit - zolang niet is aangetoond dat de beklaagde op de hoogte was of moest zijn geweest van deze reële of geplande uitbuiting. Het zou hier om ruim 113 personen zijn gegaan. De meeste jonge meisjes zijn evenwel nooit verhoord en het hof meent over geen enkel element te beschikken om vast te stellen dat hun activiteit door een derde werd uitgebuit. Het Hof oordeelde dat de verklaringen van de geïdentificeerde en van de verhoorde jonge meisjes, de uitgevoerde observaties en de afgetapte gesprekken, niet volstaan om met voldoende zekerheid vast te stellen dat de beklaagde de jonge meisjes vervoerde om tegen hen prostitutiemisdrijven te laten plegen. Bij gebrek aan voldoende materiële elementen en omdat het morele element (de kennis) niet was aangetoond voor de gevallen waarbij een uitbuiting van de prostitutie plaats zou hebben gehad  heeft het hof de beklaagde dus vrijgesproken.

Het hof heeft wel de teruggave van de door de politie in beslag genomen geldsommen aan de drie jonge vrouwen gelast. Die sommen, die ze aan de beklaagde hadden moeten afstaan, behoorden hen toe.