Het hof van beroep van Brussel heeft een zaak van mensensmokkel moeten behandelen waarbij ook burgers betrokken waren die actief waren in de hulpverlening aan migranten.

Twaalf beklaagden met de Syrische, Egyptische, Soedanese, Eritrese, Tunesische en Belgische nationaliteit werden vervolgd voor feiten van mensensmokkel met verzwarende omstandigheden: met name het in gevaar brengen van het leven van de slachtoffers, de minderjarigheid van een aantal van hen en deelname aan de activiteiten van een criminele organisatie. Een aantal beklaagden had migranten onderdak geboden en was actief binnen het burgerplatform voor hulpverlening aan migranten.

De beklaagden moesten aanvankelijk voor de correctionele rechtbank van Dendermonde verschijnen maar hadden om een taalwijziging verzocht, wat hun was toegestaan. De zaak werd daarom doorverwezen naar de Franstalige correctionele rechtbank van Brussel.

Het onderzoek werd opgestart na een aanvankelijk proces-verbaal dat de politiediensten in mei 2017 hadden opgesteld. Daaruit bleek dat de snelwegparking in Wetteren een verzamelplaats was waar migranten, zonder medeweten van de chauffeurs en onder uiterst gevaarlijke omstandigheden, door mensensmokkelaars in vrachtwagens werden gestopt, om van daaruit het Verenigd Koninkrijk te bereiken. Na analyse van de zendmasten in de buurt van deze parking konden oproepnummers en telefoons worden geïdentificeerd. Er volgden telefoontaps en huiszoekingen, met name op het domicilieadres van de personen die de migranten onderdak hadden geboden.

Uit het onderzoek bleek een relatief constante modus operandi. Mensen zonder papieren die naar het Verenigd Koninkrijk wilden namen telefonisch of rechtstreeks via kennissen contact op met één van de beklaagden. Er werd onderhandeld over de prijs van de overtocht en in een station werd een afspraak geregeld. Dan ging het per trein en vervolgens te voet naar de parkings. Een andere smokkelaar wachtte hen daar op, stopte ze in de “goede vrachtwagens” (die naar het Verenigd Koninkrijk reden) en sloot de deuren. De prijs voor de overtocht varieerde van enkele honderden euro’s, tot 2.000/2.500 euro. De betaling gebeurde cash, of deels via een waarborg bij een derde die het saldo van de prijs van de overtocht bij aankomst van de migrant op de plaats van bestemming betaalde.

In een vonnis van 12 december 2018 stelde de Franstalige correctionele rechtbank van Brussel vast dat sommige beklaagden een rol hadden gespeeld bij de mensensmokkel, door ofwel de slachtoffers van een station naar de parkings te brengen, de deuren van vrachtwagens te openen en te sluiten, door slachtoffers te helpen instappen met hun bagage, door informatie in te winnen over de situatie op de snelwegparkings, of door het geld te innen bij de slachtoffers. Het vermogensvoordeel kan niet alleen bestaan in de ontvangst van financiële tegoeden als zodanig, maar ook in het toekennen van voordelen in natura, zoals een gratis overtocht of een kortingstarief.

Volgens de rechtbank was het merendeel van de feiten van mensensmokkel in hoofde van de meeste beklaagden aangetoond: zij die op de snelwegparkings aanwezig waren om de migranten illegaal aan boord van vrachtwagens te krijgen, zij die hen naar de parkings hebben gebracht waar de migranten door een andere beklaagde werden opgewacht, of zij die als gids fungeerden. Ook een beklaagde die de slachtoffers met smokkelaars in contact bracht en het geld ophaalde, of er borg voor stond, werd voor deze tenlastelegging veroordeeld. Zelf was hij in het verleden als smokkelaar actief geweest in Calais.

De rechtbank had de vier beklaagden die actief waren in de hulpverlening aan migranten evenwel vrijgesproken. Volgens de rechtbank hebben deze beklaagden er om te beginnen geen vermogensvoordeel uit gehaald. Hun medeplichtigheid aan de feiten kon ook niet worden aangetoond.

Voor een beklaagde die in een ander dossier voor soortgelijke feiten was veroordeeld had de rechtbank de zaak afgescheiden.

De rechtbank sprak gevangenisstraffen van één jaar tot veertig maanden uit, met uitstel. Enkel de beklaagde die naar het Verenigd Koninkrijk is getrokken werd bij verstek veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf. De boetes schommelden tussen 48.000 en 360.000 euro met uitstel, behalve voor de bij verstek veroordeelde beklaagde.

Het parket had beroep ingesteld tegen de bepalingen van de beslissing. Twee veroordeelde beklaagden gingen ook in beroep maar te laat. Hun beroep wordt derhalve niet ontvankelijk verklaard. Eén beklaagde is niet verschenen. Tijdens de zitting stelde het Parket-Generaal nochtans dat het de vrijspraak van één van de personen die de migranten onderdak had geboden niet langer zou betwisten en vroeg het de vrijspraak voor een andere. Voor de andere twee eiste het de hoedanigheid van medeplichtige aan feiten van mensensmokkel.

Het hof van beroep bevestigde de in eerste aanleg uitgesproken veroordelingen. In tegenstelling tot de rechtbank hield het hof wel rekening met de tenlastelegging bendevorming voor één van de beklaagden en met de tenlastelegging gebruikelijke activiteit voor een andere.

Het hof bevestigde de vrijspraak van de dames die de migranten onderdak hadden geboden, aangezien het loutere feit dat zij onderdak hadden geboden aan personen die illegaal en/of in precaire omstandigheden in het land verbleven, hun gsm hadden uitgeleend en/ of de migranten die bij hen verbleven toegang hadden verleend tot hun computers, niet van dien aard is om aan te tonen dat zij, in welke hoedanigheid dan ook, hadden deelgenomen aan de laakbare feiten in deze zaak. De rechtbank verminderde voorts de in eerste aanleg uitgesproken gevangenisstraffen, aangezien de beklaagden in de eerste plaats slachtoffers waren van smokkelnetwerken.