Het hof van beroep van Gent boog zich over een dossier van mensensmokkel van Albanese onderdanen in vrachtwagencabines na een vonnis van de correctionele rechtbank van Brugge op 6 november 2019. In dit vonnis werd de beklaagde, die de Belgische nationaliteit heeft, veroordeeld.

Hij werd vervolgd als dader of mededader van mensensmokkel van twee personen. Hij stelde vrachtwagens ter beschikking van andere chauffeurs. Bij een van zijn chauffeurs werden twee slachtoffers aangetroffen in de cabine. Het ging om een vrouw en haar kind die zich bij de echtgenoot in het VK wilden vervoegen.

De beklaagde vroeg de herkwalificatie van de feiten naar artikel 77 van de vreemdelingenwet, namelijk humanitaire redenen of minstens hulp bij illegale migratie. Het hof volgde deze redenering niet. De beklaagde was wel degelijk op de hoogte geweest van de smokkelpraktijken.

Zijn bewering dat hij geen geld zou hebben ontvangen werd bovendien niet geloofd door het hof. De beklaagde werd vervolgd als dader of mededader. Voor een veroordeling als mededader is het niet vereist dat aan alle bestanddelen van het misdrijf voldaan is. Het is voldoende dat hij wetens en willens aan de uitvoering van het misdrijf heeft meegewerkt. Het is dus niet vereist dat hij persoonlijk geld ontvangen heeft.

De feiten van mensensmokkel met verzwarende omstandigheden werden opnieuw bewezen geacht door het hof. Het oordeelde wel dat er een lichte niet-verantwoorde vertraging was bij de behandeling van de zaak, aangezien de feiten dateerden van september 2016. Daarmee werd er rekening gehouden bij de beoordeling van de straf.

De beklaagde had een ongunstig strafblad. Hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden effectief.