Deze zaak ging over een Albanees-Tsjechische mensensmokkelbende die Albanezen naar het Verenigd Koninkrijk smokkelde. Er werden 28 mannen en vrouwen vervolgd. Het strafdossier werd opgesteld aan de hand van het strafonderzoek gevoerd in België, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Tsjechië.

Het smokkelnetwerk was opgebouwd rond drie personen die zich in het VK bevonden: de twee hoofdbeklaagden en een derde die niet vervolgd werd in deze zaak omdat zijn identiteit in een later stadium van het onderzoek pas verhuld werd. Zij regelden de transporten van Albanezen op bestelling. De praktische regeling van de concrete transporten werd overgelaten aan verschillende personen uit Tsjechië. De slachtoffers werden gesmokkeld in bestelwagens met Tsjechische chauffeurs. De bestelwagens werden zo omgebouwd dat zij gevuld werden met autobanden waarachter zich een verborgen ruimte bevond waar de slachtoffers zich konden verstoppen. Soms werden de slachtoffers in houten of kartonnen kisten of in de koffer van een auto verstopt. Bij een van de transporten contacteerden de slachtoffers zelf de hulpdiensten omdat ze in ademnood geraakt waren.

De slachtoffers stapten pas in België in de wagens. België was dus een transitland waar de slachtoffers tijdelijk verbleven in goedkope hotels of ‘safe houses’. Daarna werden ze per ferry of via de Eurotunnel naar het VK gesmokkeld. Ze moesten eerst een soort waarborg betalen, als het transport geslaagd was betaalden ze de rest, alsook de chauffeurs. De gesmokkelde personen betaalden tussen 1.200 tot 6.000 £. De eindbestemming was steeds het restaurant van de hoofdbeklaagde in een buurt in London. De feiten vonden plaats sinds minstens 2013 tot 2014. Verschillende slachtoffers waren minderjarig.

Het onderzoek werd gevoerd in samenwerking met verschillende landen, zowel op politioneel niveau als op niveau van het parket en de onderzoeksrechter, in het kader van een Joint InvestigationTeam (JIT). Via het geheel van het onderzoek konden de verschillende smokkeltransporten vrij nauwkeurig in kaart gebracht worden. De diverse tapmaatregelen leverden inzichten over de modus operandi, de hiërarchie in de organisatie, de positie van de verschillenden leden en de concrete uitvoering van de smokkeltransporten. Verschillenden transporten werden bovendien geïntercepteerd en de beklaagden op heterdaad betrapt. Het onderzoek gebeurde onder meer via telefonieonderzoek, telefoontaps, huiszoekingen, verhoren en verklaringen van leden van het smokkelnetwerk en slachtoffers, resultaten van uitlezingen van de verschillende GSM-toestellen, onderzoek van financiële transacties, sporen teruggevonden van skypegesprekken en skypechats.

De beklaagden werden vervolgd voor bendevorming, leiderschap en deelname aan een criminele organisatie en mensensmokkel met verzwarende omstandigheden (o. a het feit dat het gepleegd werd t.a.v. minderjarigen).

De twee hoofdbeklaagden werden vervolgd voor leiderschap van de criminele organisatie, vier anderen voor deelname op het niveau van de beslissingsprocessen, en 22 anderen voor deelname aan de voorbereiding en uitvoering van een activiteit binnen de organisatie. De rechtbank onderzocht en oordeelde dat alle constitutieve elementen aanwezig waren om te kunnen spreken van een criminele organisatie.

De twee hoofdbeklaagden vormden samen met nog een derde persoon (die door de late identificatie niet mee vervolgd werd in deze zaak) de top van de organisatie. Ze hadden de leiding van de organisatie, hadden de connecties met hun Albanese netwerk in het VK, bepaalden welke en wanneer de transporten zouden plaats vinden, incasseerden de gelden van de families van de slachtoffers, betaalden de chauffeurs uit etc. Twee andere beklaagden bevonden zich een trapje lager binnen de organisatie. Zij reisden voortdurend heen en weer tussen continentaal Europa en het VK. Ze zochten de chauffeurs voor de bestelwagens in vooral sociaal armere milieus van daklozen en druggebruikers. Ze zorgden voor de bestelwagens, hadden toezicht op het klaarmaken van de bestelwagens in Tsjechië, en waren aanwezig wanneer de slachtoffers in België in de wagens werden ingeladen. Vanaf dan lieten ze de chauffeurs alleen verder reizen over het kanaal en lieten daardoor ook het risico op betrapping over aan de chauffeurs. Ze reisden zelf via het vliegtuig of aparte wagens. Aan de andere kant van het kanaal namen zij het weer over en zorgden zo dat de slachtoffers op hun eindbestemming geraakten. Twee andere beklaagden werden aanvankelijk gerekruteerd als chauffeurs en klommen nadien op in de organisatie. De andere beklaagden werden ook schuldig bevonden aan het lidmaatschap, behoudens een die werd vrijgesproken. Verschillenden van hen waren op heterdaad betrapt als chauffeur of co-chauffeur.

Voor de hoofdbeklaagden achtte de rechtbank de tenlasteleggingen voor mensensmokkel met alle verzwarende omstandigheden voor bewezen. Voor de andere beklaagden werd het misdrijf mensensmokkel voor bewezen geacht, al dan niet met de verschillende omstandigheden.

De rechtbank sprak hoge straffen uit. De hoofdbeklaagden werden veroordeeld tot gevangenisstraffen tussen 42 maanden en 8 jaar en hoge geldboetes tot soms meer dan  €  600.000. De andere beklaagden kregen gevangenisstraffen tussen 6 en 30 maanden en geldboetes in verhouding met het aantal gesmokkelde slachtoffers, sommige met uitstel. Er werden verschillende hoge bedragen verbeurd verklaard.