Vier beklaagden, waaronder twee Belgen, een Nederlander en een Hongaar, stonden terecht voor verschillende inbreuken: mensenhandel met het oog op arbeidsuitbuiting (via een systeem van frauduleuze detacheringen), mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting en huisjesmelkerij (abnormaal profijt te realiseren door een onroerend goed ter beschikking te stellen in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid) en het wetens en willens betrokken geweest zijn bij een criminele organisatie. Het betroffen voornamelijk Roemeense en Hongaarse slachtoffers. Myria stelde zich burgerlijke partij in dit dossier.

De bal ging aan het rollen toen er een verkeerscontrole plaatsvond. De inzittende van een voertuig waren een testrit aan het maken met het oog op de aankoop ervan. In de wagen zaten personen van Roemeense nationaliteit, aangezien ze geen identiteitskaart bij hadden, stelde de politie voor om mee te gaan naar hun verblijfsadres waar er nog meer personen van Roemeense nationaliteit werden aangetroffen. Ze bleken allemaal tewerkgesteld te zijn via detachering voor een firma die zich bezighoudt met afbraak- en grondwerken. Het pand waar de slachtoffers verbleven gaf langs de buitenkant een verloederde indruk en ook aan de binnenkant was het in een vergevorderde staat van verval. Er waren overal schimmels en vochtvlekken en het plafond vertoonde verzakkingen. Wanneer de slachtoffers melding maakten over de staat waarin hun huis zich bevond, kwam er geen reactie op. Elk moesten ze driemaandelijks 200 euro per persoon betalen voor hun verblijf, dit bedrag werd rechtstreeks afgehouden van hun loon. Ook in een tweede pand was er sprake van dezelfde omstandigheden. Daar verklaarden de slachtoffers dat ze geen huur dienden te betalen, maar dat hen wel een degelijk pand beloofd werd.

Het dossier is zeer lijvig, zo werden er onder andere rogatoire opdrachten ondernomen naar Hongarije en Roemenië, vonden er confrontaties en tapgesprekken plaats en werden de beklaagden meermaals verhoord. Uit het onderzoek bleek dat de werknemers niet werden ingeschreven bij de Hongaarse firma’s die hen zouden detacheren. Een van de arbeiders had een ongeval (hij maakte een val en brak hierbij zijn polsen, neus en liep snijwonden op) en pas na vier uur bracht men hem naar de boerderij van beklaagde en na nog eens twee uur werd hij naar de dokter gebracht. Ook een andere arbeider geraakte gewond bij het laden van een tractor en moest gewoon verder werken. De arbeiders waren niet verzekerd. Verder werden er dames tewerkgesteld in een zogenaamde champagnebar, daar werden er ook seksuele handelingen gesteld. Hier werd eveneens het systeem van detachering toegepast en werden de dames op geen enkel moment aangegeven als werknemer bij de gedetacheerde firma’s. Een van de meisjes verklaarde 10 euro per uur te verdienen en als er klanten waren kreeg ze eveneens een percentage van het drankverbruik van de klanten. Ze werkte van 20u tot 6u en ze voelde zich misbruikt omdat men haar dingen wijsgemaakt had die niet klopten.

De rechtbank oordeelde dat alle tenlasteleggingen bewezen waren behalve het bestaan van een criminele organisatie. Eveneens benadrukte de rechtbank dat het geen afbreuk deed aan de strafbaarheid van de feiten dat sommige arbeiders hun werkomstandigheden als normaal beschouwden of hierover hun beklag niet deden of aangaven dat ze 12 uur per dag werkten om zoveel mogelijk geld te verdienen. De bestanddelen van het misdrijf dienen immers beoordeeld te worden in het licht van de Belgische wettelijke bepalingen. Bij het bepalen van de strafmaat diende de rechtbank rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn, waardoor er een aangepaste vermindering nodig was van de strafmaat van elke beklaagde. De beklaagden werden veroordeeld tot straffen van een effectieve gevangenisstraf van één jaar en een geldboete van 5.500 euro tot een effectieve gevangenisstraf van drie jaar en een geldboete van 27.500 euro. Verder sprak de rechtbank een bijzondere verbeurdverklaring uit van bedragen tussen de 340 euro en 3.895 euro en vermogensvoordelen van bedragen tussen 5.000 euro en 20.000 euro.

Myria die zich burgerlijke partij stelde in dit dossier kreeg een schadevergoeding toegekend van 1 euro.

Deze beslissing is definitief.