De rechtbank heeft de betichting mensenhandel weerhouden tegenover een beklaagde die verantwoordelijk was voor de werf van een bedrijf. Hij rekruteerde arbeiders en stelde hen te werk in omstandigheden die in strijd waren met de menselijke waardigheid. De arbeiders moesten soms meer dan veertien uur per dag presteren, zeven dagen per week en bij een arbeidsongeval kregen ze geen verzorging. De beklaagde maakte bovendien misbruik van zijn gezagspositie door hun kwetsbare situatie - ze verbleven onwettig in België – uit te buiten. De rechtbank kent de slachtoffers een aanzienlijke materiële en morele schadevergoeding toe (tussen 3.000 en 17.000 euro voor de materiële schade en 2.500 euro voor de morele schade).

Deze beslissing is definitief.