Deze zaak gaat over een dossier waarin verschillende verdachten, toekomstige restauranthouders, renovatiewerken lieten uitvoeren door eenzelfde bedrijf dat was gespecialiseerd in de herinrichting en decoratie van Chinese restaurants. De zaakvoerder van dat bedrijf, dat in Wallonië actief was, was een van de medeverdachten.

De werknemers waren Chinezen die hier in onwettig verblijf waren.

In een gedetailleerde motivering weerhoudt de rechtbank de tenlastelegging mensenhandel: de illegalen werkten en woonden in bijzonder precaire omstandigheden, ze waren bijna volledig afhankelijk van hun werkgever, hun loon was ruim onvoldoende en werd onregelmatig uitbetaald, ze moesten vaak overdreven veel uren werken, ze waren volledig overgeleverd aan de wil van de werkgever of van de bouwheer en rechten in deze arbeidsrelatie hadden de arbeiders nauwelijks.

Uit een opvallend element bleek ook duidelijk hoe het systeem functioneerde: een clausule uit de tussen verdachten ondertekende overeenkomst bepaalde dat eenieder verantwoordelijk was voor de illegalen die hij in dienst zou nemen.