Een jonge Russische vrouw wordt in Kirgizië door een landgenoot gerekruteerd met de belofte in Nederland als au pair meisje of huishoudster te kunnen werken. Na haar aankomst (augustus 2007) neemt diezelfde man haar papieren af en verplicht haar op verschillende plaatsen als prostituee te werken. Vervolgens komt ze in een privéclub in België terecht. De uitbater ervan is de enige beklaagde in dit dossier. Ze kon enkel een reisdocument voorleggen, waardoor de beklaagde maar al te goed wist dat ze hier illegaal was. Ze moest zeven dagen op zeven werken, de helft van haar opbrengst moest ze aan beklaagde afstaan en 250 euro per week aan de Russische man die haar daar had geplaatst.

De beklaagde is veroordeeld voor mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting (artikel 433 quinquies, §1, 1° van het Strafwetboek), voor aanwerving en uitbuiting van prostitutie en voor het houden van een huis van ontucht of prostitutie (artikel 380 van het Strafwetboek). Voor de tenlastelegging mensenhandel is de rechtbank van oordeel dat de beklaagde de jonge prostituee heeft opgevangen en onderdak heeft geboden, om haar binnen het kader van prostitutie te kunnen uitbuiten.

De rechtbank aanvaardt de verzwarende omstandigheid dat misbruik is gemaakt van een kwetsbare situatie en dat gebruik is gemaakt van geweld, bedreiging of dwang. De jonge vrouw zat effectief in een kwetsbare situatie en de beklaagde heeft daar misbruik van gemaakt: ze heeft zich niet vrijwillig in de bar aangeboden maar ze is ertoe gedwongen door zowel de Russische pooier als door de beklaagde. Ook was haar vrijheid beperkt: ze had enkel een reisdocument op zak en de beklaagde had van bij aanvang al een sterk vermoeden dat het niet in orde was. Haar andere identiteitsdocumenten waren in beslag genomen. De beklaagde heeft de jonge vrouw bovendien verschillende keren geslagen.

De rechtbank heeft daarentegen de verzwarende omstandigheid dat van de activiteit een gewoonte werd gemaakt of lidmaatschap van een criminele organisatie niet weerhouden.