De rechtbank sprak zich uit over feiten van mensenhandel ten aanzien van twee slachtoffers die werden tewerkgesteld bij een warme bakker. De beklaagden – een man met de Turkse nationaliteit en een vennootschap – werden eveneens vervolgd voor sociaalrechtelijke inbreuken.

De bakkerij wekte in maart 2020 de aandacht tijdens een politiecontrole op de naleving van de coronamaatregelen. Er werd ’s avonds laat vastgesteld dat er personen aan het werk waren. Bovendien was er eerder al een anonieme melding geweest rond zwartwerk in de bakkerij.

De bakkerij werd meermaals geobserveerd door de sociale inspectie, waarbij er telkens kon worden vastgesteld dat er na de sluitingsuren personen aanwezig waren in het pand. Er vond een controle van de sociale inspectie plaats, waarbij er twee personen door het raam wegvluchtten maar nadien konden worden aangetroffen. Deze beide personen waren in onwettig verblijf en een van de slachtoffers was de schoonzoon van de beklaagde die beweerde niet voor geld te werken. Geen van beiden spraken ze Nederlands.

Allebei moesten ze nachtwerk verrichten in de bakkerij. Ze werden gehuisvest boven het bakkersatelier in een kleine, vochtige en vuile ruimte. Tussen de kleerkast en de matras bevond er zich een elektrisch verwarmingstoestel met lamentabele en gevaarlijke elektrische aansluitingen. De bewoning kon worden beschouwd als kennelijk beneden de menselijke waardigheid. Het pand was eerder onbewoonbaar verklaard maar dat werd opgeheven nadat het pand een vergunning had gekregen als beroepsruimte.

Op basis van al deze elementen besloot de rechtbank dat er sprake was van mensenhandel en dat de tewerkstelling in strijd was met de menselijke waardigheid. Ook de andere tenlasteleggingen werden gehandhaafd.

De beklaagde was in 2018 al veroordeeld voor inbreuken tegen het sociaal strafrecht. Hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, voor een deel met uitstel, en tot een geldboete van 16.000 euro. De rechtbank verklaarde de vennootschap als werkgever burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboetes.

Deze uitspraak is definitief.