Dit dossier heeft betrekking op een Marokkaanse koekjesbakkerij. Twee beklaagden met de Nederlandse nationaliteit werden vervolgd voor mensenhandel met het oog op economische uitbuiting, de tewerkstelling van werknemers in onwettig verblijf en andere sociaalrechtelijke inbreuken. Er waren meerdere slachtoffers, afkomstig uit Marokko, maar slechts een slachtoffer stelde zich burgerlijke partij.

In oktober 2019 werd een controle uitgevoerd door de sociale inspectie en de politiediensten in de Marokkaanse koekjesbakkerij. Er werden tien personen aan het werk aangetroffen en verhoord.

De rechtbank oordeelde dat het op basis van alle elementen uit het strafdossier vaststond dat er sprake was van werkomstandigheden in strijd met de menselijke waardigheid. De ruimtes waar de mensen werkten waren niet geschikt voor de activiteiten die ze deden, de werkomstandigheden waren lamentabel en de gevaren en veiligheidsrisico’s waren heel groot (brand, giftige dampen, …). De werknemers klopten lange uren, sliepen samen in een appartement of op een matras in een aanpalende ruimte van de bakkerij. Hun verloning lag ver onder het minimum. Ze waren tewerkgesteld zonder sociale bescherming of verzekering. Ze bevonden zich allemaal in een precaire toestand en dus was het eenvoudig om controle over deze personen uit te oefenen.

De bakkerij werd in 2021 failliet verklaard.

De beklaagden werden schuldig bevonden, ook voor mensenhandel. Ze werden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, gedeeltelijk met uitstel en tot een geldboete van 38.400 euro. Het slachtoffer kreeg een materiële schadevergoeding van 10.727,46 euro en een morele schadevergoeding van 500 euro.

Tegen deze beslissing werd beroep aangetekend.